Eind jaren zeventig van de twintigste eeuw ging de toestand van het orgel van Oostwold hard achteruit. Er viel weinig plezier meer aan te beleven vanwege de vele storingen, lekkages en vastzittende toetsen. Toch had het orgel wel fraaie oude klanken.
Het kerkgebouw onderging in 1976 een algehele restauratie, waarbij het orgel werd ingepakt in plasticfolie. In datzelfde jaar werd een restauratierapport voor het orgel opgesteld door Klaas Bolt (1927-1990), orgeladviseur en organist van de Grote of St.-Bavokerk in Haarlem.
Om aan de benodigde financiën te komen, werd er een orgelcommissie opgericht die met veel succes allerlei acties organiseerde. Nadat er door verschillende instanties subsidies waren toegekend, werd een deel van het pijpwerk in 1987 uit elkaar gehaald en afgevoerd naar de werkplaats van de orgelmaker A.H. de Graaf in Leusden. Daar werd alles nauwkeurig opgemeten, hersteld en aangevuld. De orgelkast bleef achter in de kerk en werd ter plekke hersteld. Voorlopig moest Oostwold het doen met een klein noodorgeltje dat belangeloos ter beschikking werd gesteld door de orgelmaker.
De her-ingebruikname volgde op vrijdag 12 mei 1989. Klaas Bolt vertelde die avond over de verschillende 'registerfamilies': vader en moeder Praestant (8 en 4 voet), die samen met hun kinderen een heel ensemble aan muziekinstrumenten bespeelden: Speelfluit, Woudfluit, Trompet, Dulciaan etc.. Klaas Bolt en Koos Tiggelaar (de toenmalige organist van Oostwold) bespeelden samen het gerestaureerde instrument.
Orgelmaker De Graaf heeft in de loop der jaren drie Freijtag-orgels gerestaureerd (Finsterwolde, Oostwold en Bellingwolde). Ook gaf hij advies bij de restauratie van het Snitger & Freijtag-orgel in Zuidbroek.
De Graaf voerde tot 2004 elke drie of vier jaar regulier onderhoud uit aan het orgel van Oostwold. Orgelmakerij Van der Putten uit Stapelmoor (voorheen Finsterwolde) heeft deze taak in 2007 overgenomen. In 2015 heeft het orgel weer een generale stembeurt ondergaan.